Het saldo van dit programma is in 2021 € 639.000 nadeliger dan in 2020.
Een belangrijk verschil is dat er in 2020 een onttrekking uit de algemene reserve van € 1.296.000 is verantwoord (bate, begroting 2020) vanwege het verwachte tekort over 2020. In 2021 is over het nadelig begrotingssaldo nog geen besluit genomen. Daarom nu op dit programma een nadelig effect van € 1.296.000.
Daarnaast is er een voordeel van € 1.227.000 op de uitkering uit het gemeentefonds. Dit is veroorzaakt door de verhoging van het accres (hogere rijksuitgaven ("trap op-trap af systematiek"). Daarnaast zijn de uitkeringen voor de 3 decentralisaties verhoogd met € 0,5 miljoen. Daartegenover staan diverse andere negatieve bijstellingen voor hetzelfde bedrag.
De personeelskosten zijn onder meer gestegen als gevolg van verwachte cao-effecten. De huidige cao voor het gemeentepersoneel loopt tot 1-1-2021. Voor de periode daarna is nog geen nieuwe cao afgesloten. In OWO-verband is afgesproken om voor 2021 rekening te houden met een stijging van 3,5%. Het effect hiervan voor de begroting 2021 bedraagt circa € 480.000.
Daarnaast zijn de personeelskosten gestegen als gevolg van een aantal extra formatieplaatsen. Zo is er een structurele formatieuitbreiding van 2 fte voor inzet van onderhoud riolering. Dit is budgettair neutraal want het uitbesteed onderhoud riolering is hierdoor verlaagd. Het heeft ook geen gevolgen voor het rioolrecht. Zie ook de toelichting bij programma 7. Ook is in deze begroting structurele extra formatie opgenomen voor hulpverlening in het Sociaal Domein. Ook dit is budgettair neutraal en wordt gedekt door structurele verlaging van het specifieke budget voor deze taak in programma 6. Zie ook de toelichtingen bij programma 6. Daarnaast is bij de perspectiefbrief 2020 besloten tot structurele extra formatie voor taken op het gebied van ruimtelijke ordening en informatiebeveiliging met ingang van 2021. Tenslotte zijn er nog tijdelijke budgetten opgenomen voor inhuur verkeersdiensten en taken in het omgevingsdomein. Al deze extra formatie geeft op dit programma een nadeel van € 365.000 ten opzichte van 2020. Tenslotte is ten behoeve van de organisatieontwikkeling in 2021 een incidenteel budget van € 150.000 geraamd (in 2022 incidenteel € 90.000).
Voor vervanging wegens ziekte is voor 2 jaar een extra budget van € 50.000 opgenomen en de opleidingskosten zijn in 2021 € 25.000 hoger omdat de tijdelijke bezuiniging op opleidingen zoals gepland is beëindigd. De bezuiniging op formatie cultuur, recreatie en toerisme is met ingang van 2021 gerealiseerd door een verlaging van het budget Kansen Benutten. Zie ook de toelichting bij programma 5.
Verder zijn in 2021 de kosten voor het derde deel van de OWO-afdelingen met € 80.000 gestegen. Ten eerste is dit een gevolg van de eerder genoemde schatting van de cao-effecten in 2021 van 3,5 %. Dit gaf voor de OWO-afdelingen een extra last van € 131.000. Daarnaast zijn als gevolg van de door de OWO-regiegroep vastgestelde kaders voor de begroting de lasten met € 63.000 gestegen. Hiertegenover staat dat er in 2020 incidentele budgetten beschikbaar waren ad € 155.000. Deze zijn er in 2021 niet en geeft hier dus nu een voordeel. Tenslotte was na het opstellen van de geactualiseerde begrotingen van de OWO-afdelingen nog een bijsturing van € 42.000 noodzakelijk voor indexatie van de overige kosten.
In de Begroting 2020 waren er binnen dit programma nog enkele andere incidentele budgetten beschikbaar van in totaal € 88.000. Het ging hier om incidentele middelen voor asbestsanering Bûtewei Ureterp en digitale publieksdienstverlening. Deze budgetten zijn er in 2021 niet, hierdoor is er in 2021 sprake van een voordeel van € 88.000.
Daarnaast zijn er hogere ozb-inkomsten (€ 175 000) in verband met de jaarlijkse indexering van de ozb-tarieven.
De verdeling van de overheadkosten over de verschillende taakvelden is in 2021 geactualiseerd. Het gevolg hiervan is dat er ten opzichte van 2020 verschillen per programma ontstaan. Per saldo is dit budgettair neutraal. Voor dit programma is er ten opzichte van 2020 sprake van een nadeel van € 409.000.
Daarnaast is er in 2021 een voordeel van € 450.000 ten opzichte van 2020 omdat er meer incidentele verkopen vastgoed zijn geraamd (in 2021 € 1.450.000 tegen € 1.000.000 in 2020)
Tenslotte was er in 2021 ook nog een voordeel t.o.v. 2020 omdat er meer uren naar de bouwgrondexploitatie doorberekend konden worden (€ 286.000) door het aantrekken van de woningmarkt.